-
1 als een lopend vuurtje rondgaan
als een lopend vuurtje rondgaanDeens-Russisch woordenboek > als een lopend vuurtje rondgaan
-
2 het nieuws ging als een lopend vuurtje door de stad
het nieuws ging als een lopend vuurtje door de stadVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het nieuws ging als een lopend vuurtje door de stad
-
3 rondgaan als een lopend vuurtje
rondgaan als een lopend vuurtjeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > rondgaan als een lopend vuurtje
-
4 als een lopend vuurtje
союзобщ. с быстротой молнии -
5 vuurtje
1 [klein vuur] (small) fire2 [om een pijp/sigaar/sigaret) aan te steken] light♦voorbeelden:1 het nieuws ging als een lopend vuurtje door de stad • the news spread through the town like wildfire -
6 wild fire
lopend vuurtje; weerlicht; dwaallicht -
7 téléphone
téléphone [teeleefon]〈m.〉♦voorbeelden:1 téléphone de brousse • tamtam, lopend vuurtjetéléphone à cartes • kaarttelefoontéléphone sans fil • draadloze telefoontéléphone mains libres • handsfree (telefoon)téléphone à mémoire • memofoontéléphone à touches • druktoetstelefoontéléphone arabe • tamtam, lopend vuurtjetéléphone portatif • zaktelefoon, draagbare telefoontéléphone rose • sekslijntéléphone rouge • hotline→ coupm -
8 vuur
♦voorbeelden:vuur en vlam spuwen • lancer feu et flammesBengaals vuur • feu de Bengalehet heilige vuur hebben • avoir le feu sacréik heb wel voor heter vuren gestaan • j'en ai vu d'autresop een laag, zacht vuurtje • à feu douxeen vuur aanleggen • allumer un feuiemand een vuurtje geven • donner du feu à qn.iemand het vuur na aan de schenen leggen • 〈 ondervragen〉 harceler qn. de questions; 〈 het hem moeilijk maken〉 mettre qn. au pied du murhet vuur uit zijn sloffen lopen • faire feu des quatre fersmag ik wat vuur? • auriez-vous du feu?haar ogen schoten vuur • ses yeux lançaient des éclairseen vuurtje stoken • 〈 letterlijk〉 allumer un feu (de bois); 〈 figuurlijk〉 mettre le feu aux poudresvuur vatten • prendre feu〈 figuurlijk〉 voor iemand door het vuur gaan • se jeter au feu pour qn.door vuur vergaan • périr dans les flammesin vuur opgaan • être consumé par le feuhet huis staat in vuur en vlam • la maison est en flammesin het vuur van zijn betoog • dans le feu du discoursiets met vuur verdedigen • défendre qc. avec passionde vijand onder vuur nemen • ouvrir le feu sur l'ennemieen land te vuur en te zwaard verwoesten • mettre un pays à feu et à sangeen land te vuur en te zwaard veroveren • conquérir un pays par le fer et par le feu〈 figuurlijk〉 iets te vuur en te zwaard verdedigen • défendre qc. à feu et à sangtussen twee vuren zitten • être pris entre deux feuxiets uit het vuur slepen • se démener pour obtenir qc.zo rood als vuur zijn • être rouge comme une pivoineals een lopend vuurtje rondgaan • se répandre comme une traînée de poudre -
9 с быстротой молнии
prepos.gener. pijlsnel, als een lopend vuurtjeRussisch-Nederlands Universal Dictionary > с быстротой молнии
-
10 bandy
adj. met o-benen--------v. heen en weer smijten; (uit)wisselen; rondbazuinen; ruzie makenbandy1[ bændie] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉————————bandy2〈werkwoord; bandied〉1 heen en weer doen bewegen/gooien♦voorbeelden:bandy words with someone • ruzie maken/woorden hebben met iemandhave one's name bandied about • voortdurend genoemd wordenthe news was quickly bandied about • het nieuws ging als een lopend vuurtje -
11 spread like wildfire
spread like wildfire -
12 the news was quickly bandied about
the news was quickly bandied aboutEnglish-Dutch dictionary > the news was quickly bandied about
-
13 wildfire
n. vuur dat zich razendsnel verspreidt; vuurvatbare stof; bliksem zonder donder; (soort plantenziekte)wildfire♦voorbeelden: -
14 bouche
bouche [boesĵ]〈v.〉1 mond3 opening ⇒ monding, ingang♦voorbeelden:rester bouche bée • met open mond, versteld staangarder qc. pour la bonne bouche • ('t lekkerste) voor het laatst bewarenbouche close, cousue! • mondje dicht!une fine bouche • een lekkerbekfaire la fine bouche • kieskeurig zijn, moeilijk te bevredigen zijn 〈 ook figuurlijk〉bouche inutile • klaploperavoir la bouche pâteuse • met dikke tong spreken, een droge mond hebbenavoir la bouche pleine de qc., en avoir plein la bouche • de mond vol hebben van ietsclore, fermer la bouche à qn. • iemand de mond snoerenmoutarde qui emporte la bouche • zeer scherpe mosterdêtre dans toutes les bouches • het onderwerp van gesprek zijnferme ta bouche! • houd je mond!avoir deux bouches à nourrir • twee monden te vullen hebbenà bouche que veux-tu • naar hartenlust, rijkelijkavoir toujours un mot à la bouche • het steeds over hetzelfde hebbende bouche à oreille • van mond tot mondaller, passer de bouche en bouche • zich als een lopend vuurtje verspreidenbouche en cerise • pruimenmondjela bouche en coeur • met een schijnheilig gezicht, met een lief lachjebouche d'égout • rioolroosterbouche d'un fleuve • monding van een rivierbouche d'incendie • brandkraanbouche de métro • metro-ingangles bouches du Nil • de Nijldeltaf1) mond2) bek, muil3) monding, opening -
15 bouché
bouche [boesĵ]〈v.〉1 mond3 opening ⇒ monding, ingang♦voorbeelden:rester bouche bée • met open mond, versteld staangarder qc. pour la bonne bouche • ('t lekkerste) voor het laatst bewarenbouche close, cousue! • mondje dicht!une fine bouche • een lekkerbekfaire la fine bouche • kieskeurig zijn, moeilijk te bevredigen zijn 〈 ook figuurlijk〉bouche inutile • klaploperavoir la bouche pâteuse • met dikke tong spreken, een droge mond hebbenavoir la bouche pleine de qc., en avoir plein la bouche • de mond vol hebben van ietsclore, fermer la bouche à qn. • iemand de mond snoerenmoutarde qui emporte la bouche • zeer scherpe mosterdêtre dans toutes les bouches • het onderwerp van gesprek zijnferme ta bouche! • houd je mond!avoir deux bouches à nourrir • twee monden te vullen hebbenà bouche que veux-tu • naar hartenlust, rijkelijkavoir toujours un mot à la bouche • het steeds over hetzelfde hebbende bouche à oreille • van mond tot mondaller, passer de bouche en bouche • zich als een lopend vuurtje verspreidenbouche en cerise • pruimenmondjela bouche en coeur • met een schijnheilig gezicht, met een lief lachjebouche d'égout • rioolroosterbouche d'un fleuve • monding van een rivierbouche d'incendie • brandkraanbouche de métro • metro-ingangles bouches du Nil • de Nijldeltaadj1) dichtgestopt, gesloten, verstopt2) bewolkt3) bekrompen -
16 traînée
-
17 aller, passer de bouche en bouche
aller, passer de bouche en boucheDictionnaire français-néerlandais > aller, passer de bouche en bouche
-
18 traînée de poudre
traînée de poudre -
19 téléphone arabe
téléphone arabetamtam, lopend vuurtje -
20 téléphone de brousse
téléphone de broussetamtam, lopend vuurtje
- 1
- 2